In 1835 wordt het bezit van secretaris Suringar geërfd door diens schoonzoon Carel Voget, predikant te Zweins en Peins. De betreffende percelen worden in 1837 gekocht door Tjibbe Andries Andringa, getrouwd met Antje Lolkes' dochter Inkjen Andries Andringa. In 1840 wordt van Jan Roels Postma het heideveld achter de boerderij gekocht en in 1845 van Oeno van Teijens nog de percelen naast de boerderij (E196 en E205). Het bezit van de familie Andringa omvat daarmee het overgrote deel van de saten 26 t/m 33O.
De stemkohieren voor 1838, 1852 en 1858 weerspiegelen deze situatie.
In de gebouwensituatie verandert weinig, een enkele herindeling van het terrein zorgt voor nieuwe kadasternummers.
Het eigendom gaat via vererving over naar Andries Tjibbes en Tjibbe Andries Andringa. Daarna worden Sjoukje Andringa en Douwe Alkema eigenaar. In juni 1960 brandt de boerderij geheel af nadat een tractor vlam heeft gevat. Voor de huurders, gebr. Van Vondel, wordt een nieuwe boerderij aan de Nije Heawei gebouwd. In november lijdt de bouw ervan schade door een storm, in augustus 1961 wordt ze ook nog door de bliksem getroffen, met andermaal brand tot gevolg.
Bij de Heawei
Twee grote percelen in de Mersken (F62 en F63) worden ook in 1837 door Tjibbe Andringa aangekocht. In 1873 wordt ten noorden van de Heawei een boerderij gebouwd en wordt een deel van de heide ontgonnen. In 1929 wordt de boerderij herbouwd, in 1943 koopt Alle de Boer deze met de omringende percelen, hij wordt later opgevolgd door zijn zoon Liekele. Hieronder links de nieuwe indeling van F63 na 1873, rechts 1924.
Bij de Bûtewei
Na verkoop door Van Teijens krijgen E190 en 191 Halbe Beetsma als eigenaar, een zaakwaarnemer te Beetsterzwaag die ze in erfpacht geeft aan Hans Roels de Jong, dan de boer op sate 32/33O. Op deze twee smalle percelen wordt aan de Bûtewei in 1847 een boerderijtje gebouwd en later in 1906 nog een boerderij halverwege Binnen- en Bûtewei (de 'Boonstra-pleats'). De grond wordt dan in combinatie met bezit van dezelfde eigenaar op uitgang 33 West gebruikt. In 1931 kopen Jelle Bakker en Antje Andringa het geheel, de familie Jochem Boonstra wordt huurder. In 1965 wordt de boerderij afgebroken.
1906 De boerderij halverwege de Bûtewei
Ten tijde van het kadaster staan op de uitgang 32/33O, aan de westzijde begrensd door de Jan Hofswijk (genoemd naar een van de eigenaren uit de vorige eeuw), aan de overzijde van de vaart vijf huisjes, in bezit van verschillende eigenaren. Drie daarachter gelegen grote percelen heide zijn dan in eigendom van notaris Posthumus te Beetsterzwaag en de veenbaas Hindrik Annes Swart.
De huisjes E742 en E743 worden in 1846 door Heere A. Andringa gekocht; in 1897 komt er één nieuw huis, dat in 1962 (dan in eigendom van wed. Alkema) met de ruilverkaveling wordt gesloopt. E744 en E745 worden in 1845 al afgebroken. In 1900 komt er nog een nieuw huis, maar ook dat is al in 1940 gesloopt. Op E746 wordt in 1916 een nieuw huis gebouwd dat in 1957 weer wordt gesloopt. De laatste drie huizen zijn na 1860 alle van dezelfde eigenaren.
Ven het grote heideveld wordt in 1836 het voorste deel van ruim 3 ha ontgonnen en er wordt een boerderij gesticht. Eigenaar wordt eerst Oebele Bijstra, na 1901 Jacob Alles Delfsma, door wie in 1926 wordt een nieuwe boerderij wordt gebouwd die ook nu nog op deze plaats staat. De omringende kleine woningen zijn in de loop van de tijd dus gesloopt. Links de situatie in 1836, rechts die in 1901:
De heidevelden verder hierachter langs de Jan Hofswijk tot aan de veenscheiding komen in 1846 in eigendom van Hart Martens Harsma, een koopman uit Damwoude, die in de jaren 1850 ruim 7 ha laat ontginnen. Halverwege de wijk wordt een huis gebouwd, dat in 1867 weer wordt gesloopt. In dat jaar wordt Kerst Simons de Jong, gehuwd met Aaltje Heeres Andringa, eigenaar. Ook hij laat ontginningswerkzaamheden uitvoeren, verschillende herindelingen van percelen zijn daarvan het gevolg. Verder naar het einde van de wijk wordt dan ook een huis gebouwd.
1856:
Zijn weduwe verkoopt het geheel in 1904, van de voorste delen wordt Thijs Wietzes de Jong eigenaar, daarachter Beint Bouma en dan in het huis achteraan de wijk, met wat weiland en nog een perceel heide, Klaas Herder. Na diens dood gaat het eigendom over op de wed. Herder en hun 12 kinderen.
1904: